Bijbel. Communiceren met haar is moeilijk. Gebarentaal kent Agteresch, noch zijn vrouw, noch Janneke.
Dat
hij van dichtbij meemaakt hoeveel zorg doven nodig hebben, motiveert
Agteresch zich te gaan inzetten voor deze doelgroep. Hij weet immers
heel goed hoe groot de problematiek is. „Dat Janneke helemaal niets van
de Bijbel wist, was een enorme worsteling voor ons. Toen ze zeven was,
ging ze voor het eerst mee naar een dovendienst. De dominee preekte
over Kaïn en Abel en gebruikte ter illustratie van Abels dood het
gebaar voor doodslaan. Dat was het eerste wat ze meekreeg uit een
preek.”
Eind 1983 wordt Agteresch benaderd door ds. D.
Hakkenberg, toenmalig voorzitter van Dovenzorg, met de vraag of hij een
lezing wil houden voor doven. Agteresch weigert omdat hij net begonnen
is aan een cursus gebarentaal van doveninstituut Effatha. Niet lang
daarna wordt hij opnieuw gevraagd, nu door ds. R. Boogaard. Agteresch,
toen docent aan het Driestar College, besluit het aanbod te accepteren.
„Mijn grootste drijfveer was mijn dochter Janneke.”
Spagaat
Vader
en dochter hebben een goede band met elkaar. Hoewel de inmiddels
32-jarige Janneke zelfstandig woont, komt ze nog geregeld bij haar
ouders over de vloer. In vloeiende gebarentaal spreken de twee met
elkaar.
Agteresch: „In het dovenonderwijs is het lange tijd
verboden geweest voor leerlingen hun handen te gebruiken terwijl ze
praatten. Iedereen moest leren liplezen en spreken.”
Inmiddels
is dat achterhaald en wordt dove kinderen geleerd zich op elke
mogelijke manier uit te drukken: met mimiek, gebaren, emoties én stem.
Het is niet de enige verandering die de afgelopen 25 jaar heeft
plaatsgevonden, constateert Agteresch. „Dove kinderen hoeven niet per
se meer naar het dovenonderwijs. Ze mogen in het voortgezet onderwijs
ook op een gewone school zitten en krijgen tolken naast hun bank, die
de gesproken les voor hen vertalen. Dat is een grote stap vooruit.
Kinderen kunnen hierdoor onderwijs krijgen op hun niveau. In het
dovenonderwijs is dat anders. Daar blijven dove kinderen vaak achter
bij hun leeftijdsgenoten. Ze doen lbo of vmbo, en komen zelden boven
dat niveau uit.”
Agteresch ziet nog een voordeel: de
mogelijkheid reformatorisch onderwijs te volgen. Een gróót voordeel,
vindt hij. „Kinderen die naar een seculier doveninstituut gaan, krijgen
daar een totaal andere boodschap mee dan ze van huis uit gewend zijn.
Ze horen daar dat lesbisch leven geen probleem is, dat de SGP een rare
partij is en dat je je moet verzetten tegen je ouders. En waarom zou je
geloven in de God van de Bijbel? Is Allah of Boeddha niet net zo goed?
Kinderen komen daardoor in een spagaat te zitten. Ze krijgen een
verwrongen beeld van de opvattingen van hun ouders.”
Staan reguliere scholen altijd te juichen als dove leerlingen worden aangemeld?
„Het
vraagt behoorlijk wat van een docent om een doof kind les te geven. Hij
of zij moet zich ervan bewust zijn niet met het gezicht naar het bord
te praten, langzaam en duidelijk te articuleren, geen moeilijke woorden
te gebruiken en zinnige gebaren te maken. Dat is voor een docent niet
altijd even plezierig. Als hij het niet ziet zitten zich aan het kind
aan te passen, heeft het voor de leerling geen zin naar een reguliere
school te gaan. Maar ik heb nog nooit gemerkt dat scholen een kind niet
wilden accepteren.
Het reguliere onderwijs werpt zijn vruchten
af. Wij hebben zo’n honderd doven in ons ledenbestand zitten. Sommigen
van hen doen havo of vwo. Een meisje op het Driestar College doet op
dit moment het gymnasium. Nog geen van de doven volgt een hbo- of
universitaire opleiding. Maar ik sluit niet uit dat dat binnenkort gaat
gebeuren.”
Wat is op dit moment de belangrijkste ontwikkeling in de dovenzorg?
„De
acceptatie van een cochleaire implantatie (ci). Dat is een apparaat dat
doven geluiden kan laten horen door elektrische signalen naar de
hersenen te zenden. We merken dat ouders van jongere kinderen snel
geneigd zijn hun kind een ci te geven. Oudere doven zijn er juist
huiverig voor. Ze leven in de wereld van de doven, een wereld met een
heel eigen cultuur. Ze zien de ci bijna als verraad aan hun eigen
cultuur.
Toch is een ci een prachtig middel. De communicatie met
doven verloopt met dit apparaat veel beter dan zonder. Doven kunnen
zich met een ci makkelijker in de wereld van horenden bewegen. Ze
hebben minder vaak een tolk nodig en hun spraak verbetert erdoor.
We
moeten geen wonderen van een ci verwachten, maar we zouden als
Dovenzorg wel graag zien dat zij meer werd geïmplementeerd. We willen
proberen de weerstand van doven tegen het apparaat te doorbreken.
Misschien gaan we voorlichtingsavonden organiseren in samenwerking met
het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). We zijn hierover al met
het LUMC in gesprek.”
Op welk terrein loopt de acceptatie van doven nog achter?
„Doven komen vaak moeilijk aan een baan. En als er bezuinigd moeten worden, staan zij als eerste op straat.
Ook
kerkelijk gezien verloopt niet alles vlekkeloos. Vanuit de gemeente mag
er best wat meer belangstelling komen voor dove leden. Veel kerkgangers
gaan ervan uit dat er met een dove niet of moeilijk te praten valt. Of
ze durven een gesprek niet aan. Maar een doof gemeentelid ziet ook uit
naar bezoek. Horenden moeten zich met doven inlaten. Dat is onze
christelijke plicht.
Mijn vrouw en ik zijn eens op visite
geweest bij een oudere dove vrouw die al haar dove vriendinnen had
uitgenodigd. Ze hadden het met elkaar ontzettend gezellig, dat zagen
we. We keken van het ene lachende gezicht in het andere. Wij konden
alleen niets volgen van het gesprek. Wij waren de enige
’gehandicapten’. Normaal is dat andersom. We hebben veel geleerd van
die visite. Zo eenzaam kan een dove zich dus voelen te midden van
horenden.
Ook binnen het gezin is het niet altijd even makkelijk
rekening te houden met een doof kind. Als er zeven horenden aan tafel
zitten te eten en één dove, ga je niet in gebarentaal praten. Dat is
een enorme belasting voor de andere kinderen. De spontaniteit verdwijnt
uit de gesprekken als je gebaren moet gebruiken naar je horende
tafelgenoten. Het was voor ons allemaal een uitkomst toen er een doof
meisje bij ons in de kost kwam. Janneke had ineens iemand om mee te
’praten’ aan tafel.”
Franje
Afgelopen maand was Agteresch 25
jaar als bestuurslid aan Dovenzorg verbonden. „Ik ben hoofdredacteur
van het blad DovenContact. Als secretaris van de stichting regel ik
onder meer elke twee weken dovendiensten. Ik zorg voor papieren waarop
het thema en de punten staan aangegeven. Bij het zingen wijs ik op een
groot papier lettergreep voor lettergreep aan, omdat doven het orgel
niet kunnen horen.
Van tevoren nodig ik predikanten uit en
bereid hen voor op de dienst. Alle studenten binnen de Gereformeerde
Gemeenten moeten minstens één keer in hun studententijd voorgaan in een
dovendienst. De energie die ze steken in het aanleren van gebaren
dwingt respect af. Het is verbazingwekkend wat de doven van deze
diensten meekrijgen. Ds. G. J. van Aalst zei ooit: „Predikanten moeten
minstens één dovendienst geleid hebben in hun leven. Dan gaat alle
franje van een preek af en blijft alleen de kern over.””
Jarenlang
geeft Agteresch al catechisatie aan doven. Een dankbare taak, vindt
hij. „Het geeft veel voldoening. Het is de hoofddoelstelling van onze
stichting: doven in aanraking brengen met Gods Woord, met het verlangen
dat de Heere die middelen wil zegenen aan hun harten.”
Na een
kwarteeuw inzet voor de dovenzorg denkt Agteresch nog niet aan stoppen.
„Zolang ik de gezondheid krijg, wil ik nog wel een poosje doorgaan met
dit werk. Anderzijds zie ik ook uit naar iemand die wat taken van me
kan overnemen. Als ik plotseling wegval, ontstaat er een probleem omdat
er geen opvolger is. Daarom ben ik op zoek naar een ambtsdrager die
affiniteit heeft met doven. Dat is de ideale combinatie. Maar die vind
je niet veel.”
Bron: www.refdag.nl - DovenNieuws.eu