De school bestaat dit jaar vijftig jaar. Een halve eeuw geleden begon de school met 27 slechthorende kinderen. Tot die tijd bestond alleen het (toen nog) 'Doofstommeninstituut' in Sint Michielsgestel, waar ook alle slechthorende kinderen terechtkwamen. Na de oorlog ging Philips samenwerken met dit instituut en ontwikkelde gehoorapparatuur. Kinderen die tot dan toe volledig doof waren geweest, konden ineens weer iets horen.
" De communicatie tussen die dove en slechthorende kinderen verliep moeizaam en dus bleven de kinderen noodgedwongen in gebarentaal met elkaar praten, terwijl het juist zo belangrijk is om de spraak te ontwikkelen.
Daardoor ontstonden toen de eerste scholen voor slechthorenden, waar de kinderen hulp kregen om ook hun spraakvermogen en communicatieve vaardigheden te ontwikkelen."
Op dat vlak is er niet veel veranderd in al die jaren. Nog steeds zijn taalontwikkeling en communicatie op De Spreekhoorn de belangrijkste aandachtspunten. De school is echter nu al lang niet meer alleen voor slechthorende kinderen. Van de 330 leerlingen zijn er maar 25 slechthorend. De andere kinderen hebben ernstige spraak- en taalproblemen.
"Het onderwijs aan die kinderen bleek goed aan te sluiten bij het onderwijs aan slechthorende kinderen. Bovendien zijn er door de betere medische voorzieningen en alle technische ontwikkelingen op het gebied van hoorapparatuur, steeds minder slechthorende kinderen", zegt Alferink.
"En kinderen die absoluut helemaal niets meer kunnen horen en volledig doof zijn, worden steeds meer een uitzondering. Door revolutionaire hoorprotheses kunnen die vaak toch weer iets van hun gehoor terugkrijgen", vult Hanneke Rompa, coördinator ambulante dienstverlening, aan. Deze dienst begeleidt 250 leerlingen met dezelfde problematiek, maar die wel op een 'gewone' basisschool zitten.
" De kinderen die op De Spreekhoorn worden geplaatst hebben vaak al een lange weg vol frustraties in het reguliere onderwijs achter de rug", zegt Rompa. "Door hun handicap lopen ze vaak een enorme onderwijsachterstand op en sociaal hebben ze het ook niet makkelijk. Ze kunnen zich niet goed uiten en hebben daardoor weinig aansluiting. Ze hebben moeite met het begrijpen van taal en ze kunnen slecht zinnen onthouden. Daardoor worden ze vaak gepest en zijn ze hun zelfvertrouwen kwijtgeraakt. Maar de kinderen die hier zitten zijn niet gek. Ze hebben geen achterstand in hun intelligentie, ze hebben alleen grote problemen met communicatie."
Op de school worden de leerlingen dan ook de hele dag aangemoedigd om met elkaar te praten en zich in de klas verstaanbaar te maken.
Ook wordt er veel gewerkt met beelden om het taalbegrip te vergoten en de informatie beter te leren verwerken. Verder zijn er logopedisten, speltherapeuten en fysiotherapeuten aanwezig en is er gezinsondersteuning te verkrijgen.
Een grote frustratie van Alferink en Rompa is de wetswijziging van 2003. Om voor het speciale onderwijs in aanmerking te komen, moet bewezen zijn dat de leerling een flinke onderwijsachterstand heeft opgelopen en dat er ernstige gehoorproblemen of ernstige spraak- en taalproblemen zijn. "We zien kinderen in het reguliere onderwijs tussen de wal en het schip belanden. Ze zijn er niet ernstig genoeg aan toe om toegelaten te worden, maar ze kunnen ook niet meekomen op een gewone school. Pas als ze enorm achterlopen en zo'n kind sociaal en emotioneel helemaal gefrustreerd is, komen ze vaak pas in aanmerking voor toelating", zegt Rompa.
"We zouden die kinderen veel eerder kunnen en willen helpen, maar worden daarin gefrustreerd door de bureaucratie met de strenge toelatingseisen", vult directeur Alferink aan. "Het zou mooier zijn als je die kinderen tijdelijk zou kunnen helpen bij ons op school, zodat ze daarna weer terug kunnen naar een gewone school."
Bron: BN de Stem - DovenTV