staatssecretaris
op 29 oktober 2004 een brief aan de Kamer gestuurd waarin zij haar
standpunt over erkenning van de NGT nader toelicht. In deze brief
benadrukt zij dat een algemene juridische erkenning van de NGT niet aan
de orde is, omdat dit een ingewikkeld en zeer langdurig proces is en
dat een dergelijke erkenning de feitelijke problemen niet oplost. De
opties voor een algemene juridische (wettelijke) erkenning zijn
bovendien beperkt.
Uit internationaal vergelijkend onderzoek
blijkt dat, als het gaat om gebruik van gebarentaal, de situatie in
Nederland in vergelijking met andere landen vrij goed is. Het gebruik
van de NGT is daarmee maatschappelijk en politiek al erkend.
In
plaats van een algemene wettelijke erkenning van de gebarentaal als
zodanig is dus gekozen voor een pragmatische benadering. Het
uitgangspunt is dat dove mensen gebarentaal kunnen gebruiken. Als zich
daarbij specifieke problemen zouden voordoen, zal hiervoor een
oplossing worden gezocht. In eerste instantie zal dan worden bekeken of
de oplossing kan worden geboden door het creëren van voorzieningen. Er
is toen afgesproken dat als dit niet tot een oplossing leidt, zal
worden bekeken in hoeverre een wettelijke regeling wel een oplossing
zou kunnen bieden. De inhoud van de brief van 29 oktober 2004 geldt op
dit moment nog steeds.
In 2004 is ook afgesproken dat de
dovenorganisaties een lijst zouden aanleveren met gebieden waarop zij
problemen ondervinden bij het gebruik van gebarentaal. Organisaties
hebben een tienpuntenlijst aangeleverd, die in de brief van 29 oktober
2004 is opgenomen. Naar aanleiding van die tienpuntenlijst is
afgesproken dat de organisaties de door hen gesignaleerde knelpunten
zouden concretiseren.
De tienpuntenlijst maakte namelijk
onvoldoende duidelijk wat de specifieke problemen waren en wat er
volgens de betrokken organisaties nodig zou zijn om deze op te lossen.
In
de tussentijd hebben de ministeries van OCW en VWS enkele maatregelen
genomen die het gebruik van NGT ten goede komen. Sinds 2006 ontvangt
het Nederlands Gebarencentrum via het ministerie van OCW een
structurele subsidie van VWS en OCW voor de ontwikkeling en het beheer
van de NGT. Daarnaast heeft het ministerie van OCW middelen beschikbaar
gesteld ten behoeve van de ontwikkeling van materiaal voor tweetalig
onderwijs. Tot slot worden vanuit de Hogeschool Utrecht steeds meer
doventolken “afgeleverd” (jaarlijks een toename van ongeveer 35
tolken), waardoor het tekort aan tolken langzamerhand wordt ingelopen.
Begin
2008 heeft Dovenschap een rapport aangeleverd over knelpunten in de
communicatie en in het gebruik van gebarentaal in de sectoren onderwijs
en zorg. De komende periode zullen OCW en VWS met de dovenorganisaties
met prioriteit in overleg treden over mogelijke oplossingen voor de in
het rapport genoemde knelpunten. Over een tweetal in het rapport
aangekaarte punten die het onderwijs betreffen - het symbiose-onderwijs
en de vergoeding van een tolk voor personen ouder dan dertig jaar die
een opleiding willen volgen - heeft reeds een eerste overleg
plaatsgevonden tussen het ministerie van OCW en de betrokken
organisaties. Ook de afspraak over de VW-thematiek is inmiddels
gemaakt.
In het rapport wordt op verschillende plekken
verwezen naar het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een
handicap. Zoals ik u in een eerdere brief heb geschreven (Kamerstukken
II, 2007-2008, 24170, nr. 82), wordt op dit moment een analyse gemaakt
van de consequenties van het Verdrag voor de Nederlandse wetten en
regelingen. De uitkomst van deze analyse zal gebruikt worden ten
behoeve van de Memorie van toelichting op de op te stellen
Goedkeuringswet en vormt de basis voor de Invoeringswet. Bij deze
analyse zal ik uiteraard ook aandacht besteden aan de positie van doven
en de mogelijkheden voor het gebruik van gebarentaal.
U zult hierover zo spoedig mogelijk verder worden geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
Bron: Min VWS / doof.nl