Als mensen non-verbaal een zin moeten uitbeelden, zoals bij het spel
charade, gebruiken ze allemaal dezelfde woordvolgorde, ongeacht hoe die
volgorde in hun eigen, gesproken, taal zou zijn (
PNAS). In veel westerse talen, waaronder het Nederlands, is de
gebruikelijke volgorde in een zin: onderwerp-werkwoord-lijdend
voorwerp: ‘Kinderen eten snoep'. Andere talen hebben een voorkeur voor
onderwerp-lijdend voorwerp-werkwoord:
‘Kinderen snoep eten'. Maar, zo
stelde linguist
Susan Goldin-Meadow
van de Universiteit van Chicago vast bij veertig proefpersonen die
respectievelijk Chinees, Turks, Engels en Spaans als moedertaal hadden,
moeten mensen hetzelfde zinnetje non-verbaal uitbeelden - van het type
‘Klinkt als...' - dan houden ze allemaal de tweede volgorde aan: eerst
‘kinderen', dan ‘snoep' en pas als laatste ‘eten'.
En dat kwam als een verrassing, want de onderzoekster had verwacht dat de non-verbale expressie het patroon van de verbale zou volgen.
De bevinding wordt extra kracht bijgezet door een ander onderzoek, van Carol Padden,
die het ontstaan van een nieuwe gebarentaal onder een groepje Bedouïnen
in Israel vastlegde en daar zag dat het betreffende patroon zich al
helemaal aan het begin van het ontstaan van de gebarentaal vestigt.
Bron: Intermediar.nl